1
Ik was er het eerst, daarna kwam mijn broer. Veel tijd zat daar niet tussen. Hooguit een week. Dat klinkt misschien kort, maar voor gebreide wanten is het heel normaal. Zeker als je zoals wij uit echte Schotse lamswol bent vervaardigd. Dat breit zo lekker weg. Als we eenmaal in elkaar zitten, kan geen kou ons meer klein krijgen.
Of het door die volgorde komt – ik eerder dan hem – dat weet ik niet, maar ik heb me altijd verantwoordelijk gevoeld voor mijn broer. Alsof ik hem moest beschermen. Al is hij fysiek de sterkste van ons twee. Maar mentaal minder evenwichtig en impulsief. Ik noemde hem vaak ‘mijn kleine broertje’. Daar had-ie een schijthekel aan.
Baas Bernie en de bijtende hond
Omdat we altijd samen waren, kon ik vaak over zijn schouders meekijken. Tot op een ochtend er iets gebeurde dat buiten mijn macht lag en ik hem niet voor pijn kon behoeden. Baas Bernie, zoals we de man noemden voor wie we werkten, liep tijdens een van zijn ochtendwandelingen tegen een bijtende hond aan. Letterlijk.
Uit het niks was het beest aan de rechtermouw gaan hangen van de winterjas die Baas Bernie altijd droeg. Zelfs bij officiële gelegenheden. Vervolgens had hij met zijn linkerhand geprobeerd die hond van zich af te slaan, waarna het beest zijn hand had gegrepen. Of liever gezegd mijn kleine broertje.
Littekens
Die hield er uiteindelijk een paar flinke gaten aan over. Baas Bernie had provisorisch wat draadjes wol aan elkaar geknoopt en afgeknipt. Daarmee waren de gaatjes weg, maar de littekens bleven. Er ging sindsdien geen wandeling voorbij of mijn broer keek angstig om zich heen of er niet weer zo’n hapgrage hond aankwam.
Mijn broertje zat dus links en ik rechts. Hij was ook de meest progressieve van ons twee. Ik hang erg aan tradities. Maar hoezeer onze denkbeelden soms ook uiteen liepen, het was nooit reden voor ruzie. Er was wederzijds respect en erkenning, en bovenal was er onze liefde voor elkaar.
Ik mis hem. Ik zou er alles voor geven om te weten waar hij is en hoe het hem vergaat.
2
Wanneer we elkaar voor het laatst zagen, dat weet ik nog precies. Het voelt als de dag van gisteren, maar het is ondertussen alweer een jaar geleden. Het was bij de inauguratie van president Biden.
Het was een rare tijd. De wereld was in de greep van het coronavirus, het Capitool waar de Amerikaanse regering zetelt, was kort daarvoor overspoeld door een meute onbeheersbare ontevredenheid en angst.
Slechts een handjevol mensen mocht bij die inauguratie aanwezig zijn. Wij zaten samen met Baas Bernie eerste rang. Het was loeikoud, dus we waren keihard nodig daar. En terwijl we ons werk deden, zagen we hoe de president net na zijn beëidiging het volk toespraak. Dat deed-ie niet voor een afgeladen National Mall in Washington, maar vooral tegen een camera recht voor zijn snufferd.
Er hing hoop in de lucht
Het ging die dag over verbinding, verzoening, eenheid en moed. Er hing hoop in de lucht, dat konden mijn broer ik heel goed voelen. Hoop en verbondenheid, en een voorzichtig begin van weer durven vertrouwen.
Het was prachtig. Alleen toen moest het eigenlijk nog beginnen voor ons. Nog diezelfde dag doken er overal foto’s op. Van ons met Baas Bernie. En dat niet alleen, we werden overal in geshopt. Achter het drumstel bij de Beatles, in scenes van televisieseries. Het werd met de minuut hilarischer.
Binnen de kortste keren vlogen we de wereld over, als een alsmaar doorrennende Forrest Gump, maar dan honderd, nee duizend keer zo snel. Maar wat ik het allermooiste vond aan dat beeld was dat ik half over mijn broer heen gebogen lag. Weer dat beschermende. Ik herkende het meteen.
Gezien en bewonderd
Mijn broer en ik, we waren gezien, bewonderd en ja, zoals het op sociale media gaat, ook verguisd. We werden afgedrukt op sweaters. Er werd een hele merchandise rond ons opgetuigd. Iedereen wilde ons hebben, ons aanraken en koesteren.
Behalve dan Baas Bernie. Die had helemaal geen zin in al die poespas. En hij schaamde zich ook wel een beetje dat alle aandacht naar ons uitging in plaats van naar de nieuwe president. Uiteindelijk was-ie het zo zat dat hij ons een paar dagen later in een doos onder in zijn kledingkast smeet.
Dat was de laatste keer dat ik mijn kleine broertje heb gezien. Daarna werd het zwart.
3
Puur toevallig stuitte ik een paar weken geleden op de facebookgroep Wij weten van wanten. Een van mijn lievelingswanten die ik al van jongs af aan ken wees me er op.
Ik zocht contact met andere wanten omdat ik me eenzaam voelde. Helemaal nu er vanwege corona zo weinig te doen is en je steeds meer gedwongen wordt om thuis te blijven.
Verveeld scrolde ik door de berichten. Reclames voor nieuwe wol, met extra veel kleurschakeringen, maar ook posts van werkeloze wanten die steun zoeken bij elkaar. Het werk is al niet meer wat het geweest is door de opwarming van de aarde en nu de mensen door dat verrekte virus amper de deur nog uitgaan blijft er al helemaal weinig te doen meer over.
Regelmatig zag ik ook nog plaatjes voorbij komen van mij en mijn broer bij die inauguratie in 2021. Ik heb me achteraf nog wel eens afgevraagd waarom het nou zo’n hype was. Ik denk omdat we simpelweg onszelf waren op dat moment. Authentiek. Dat voelen mensen en het inspireert.
Alsof hij met mijn mond sprak
En toen ineens viel het me op. Een reactie van mijn broertje onder een van die plaatjes. ‘Dit was het beste moment uit mijn leven’, stond er. ‘Mooier dan dat is het nooit meer geweest.’ Alsof hij met mijn mond sprak.
Onder zijn reactie stonden een paar honderd likes en hartjes. ‘Mag je trots op zijn bro’, zei iemand. ‘Koester die herinnering en koester elkaar!’ Au, pijnlijk. Er was geen elkaar meer. Maar het was wel een levensteken van mijn kleine broertje! Hij leefde nog! Nadat we met de rest van de spullen in de doos van Baas Bernie werden afgevoerd, verloren we elkaar uit het oog. Ook al was het online, mijn broer voelde meteen weer heel dichtbij.
Zijn persoonlijke facebookpagina had-ie afgeschermd. Goed zo jongen, je kunt niet voorzichtig genoeg zijn. Maar op zijn profielfoto was hij goed te zien. Wat ouder ondertussen, maar nog steeds mijn kleine broertje. Ik zag een klein stukje van zijn littekens, maar ik zag vooral die guitige lach.
Voor het eerst in lange tijd voelde ik mijn hart weer opengaan. ‘Ik ga hem een berichtje sturen’, besloot ik, en opende Messenger.