Sprong in de tijd

‘Gaat u maar zitten hoor’
Wat zal ze geweest zijn?
Een jaar of vijftien, zestien misschien
Hooguit zeventien

Een ielig, klein meisje nog eigenlijk
Rossige paardenstaart,
Een grote rugzak meetorsend de trein in

Als een sprong in de tijd,
Een blik achteruit
Naar mijn eigen tienerjaren van toen
Waarin de wereld langzaamaan
Steeds groter werd
Steeds serieuzer ook
Het leven echter
De toekomst nog onvast

Ze kwam van de andere kant
En had net als ik
Haar oog laten vallen
Op het laatste lege klapstoeltje

Allebei liepen we er naartoe
En allebei hielden we in
Toen we doorhadden
Dat we op hetzelfde aasden

We keken elkaar aan
Hoe gaan we dit doen?
Wie wijkt, wie gunt,
Wie durft, wie doet?

En toen zei ze die vijf woorden
‘Gaat u maar zitten hoor’
In één tel terug naar het heden
Waarin de wereld langzaamaan
Steeds ongrijpbaarder wordt
Steeds overweldigender ook
Het leven versnelt
De toekomst slinkt

‘Gaat u maar zitten hoor’
Als in
U heeft het harder nodig
Etterig echootje

Confronterend? Ja, toch
Erg? Nee, oprecht
Maar tjonge,
Die tand des tijds
Hoe meedogenloos
Soms

Plaats een reactie