Oké, wie gaat er eerst?
De afstand is minstens 50 meter.
De enige manier om die te overbruggen een smal zandpaadje aan de rand van het bos.
We kijken elkaar aan.
Aarzelen allebei.
1,5 meter afstand houden op dit stukje? Dat gaat nooit van ze lang zal ze leven lukken.
Een zwaai naar de overkant: kom maar.
Wij wachten wel.
En zo steken zij eerst over. Of eigenlijk hun hondje.
‘Bedankt’.
Ja jullie ook.
Anderhalf.
Zo nikserig getal waar niemand het tot voor kort over had.
Want waarom zou je.
Behalve als je anderhalf uur vertraging had. Alweer.
Maar hee, kijk nu eens. Is die 1,5 in coronatijd ineens gepromoveerd naar norm.
Tot pas op de plaats, tot baken van waakzaamheid.
Nu kom je er pas achter hoe vaak je binnen 1,5 meter van iemand loopt, staat of zit.
Dichter dan gedacht.
En hoe lastig het is om die afstand te bewaren.
En toch heeft het ook iets heel moois in zich.
Het maakt dat we moeten kijken. Dat we de ander zien. Dat we rekening houden met elkaar. Dat we ons met elkaar verbonden voelen.
Oké, wie gaat er eerst?
Kom maar.
Bedankt.
Ja, jij ook.